West-Europeanen zijn zo gewend geraakt aan een leven zonder oorlog, dat velen zich niet meer kunnen voorstellen dat ze zelf ooit weer bij een oorlog betrokken raken. De meeste legers in Europa zijn decennialang verwaarloosd en stuk bezuinigd. Nu oorlogen weer dichterbij komen – zie Oekraïne, zie het Midden-Oosten – zijn Europese landen slecht voorbereid.
Vraag aan Kiran Klaus Patel, hoogleraar moderne geschiedenis aan de universiteit van München en auteur van het boek Project Europe. A History (2020): is de naïviteit van veel Europeanen een bijproduct van het succes van die eenwording? Hebben ze zich door credo’s als ‘nooit meer oorlog’ en ‘Wandel durch Handel’ zo veilig gewaand dat ze zijn gaan geloven dat oorlog werkelijk van het continent verbannen was?
„Ja, dat is zeker waar. We zijn naïef geweest en sommigen zijn dat nog altijd. Dat komt alleen niet door het succes van de héle Europese eenwording, maar alleen door de laatste fase: de periode na de Koude Oorlog, na de val van de Muur in 1989. Het begin van de Europese integratie in de jaren vijftig liep juist parallel met een enorme troepenopbouw op het continent. We vergeten weleens hoe enorm bewapend we waren tijdens de Koude Oorlog. Bewapend tot de tanden. Tot het einde toe.”
In Duitsland waren er aan het eind van de Koude Oorlog nog bijna 250.000 Amerikaanse soldaten gestationeerd.
„Ja. En de herinneringen aan de dreigingen van oorlog, en aan de angst voor die dreigingen, zijn nog betrekkelijk recent. Ik herinner me nog dat ik naar school fietste en dat er straaljagers overkwamen. Of dat er bewapende soldaten uit het bos kwamen die een oefening hadden gehouden. Mijn oudere broer belde de autoriteiten daarover en kreeg te horen: ‘Wir leben in Flug Zone Alpha’.”
Ofwel, wen er maar aan?
„Precies. Toen ik klein was, dacht ik nog dat er een oorlog in Europa kon komen. Wij groeiden daar nog mee op.”
Dus de Europese naïviteit is van recente datum?
„Die ontwikkelde zich na 1989, vooral in de jaren 2000 en 2010. Maar 1989 was duidelijk het keerpunt. In de jaren negentig verminderde de angst voor oorlog in Europa. Dat ging langzaam. Tijdens de tweede Golfoorlog bijvoorbeeld waren sommigen nog bang dat dit conflict in een derde wereldoorlog zou uitmonden. Die angst was er ook nog tijdens de oorlog in Irak in de jaren 2000. Maar de naïviteit werd steeds groter, vooral als het om klassieke oorlogen gaat: oorlogen met legers en tanks. Daar bereidden we ons na 1989 steeds minder op voor als mogelijk scenario voor Europa. We focusten wel meer op een andere dreiging: terrorisme, na de aanslagen van 9/11. We bezuinigden op het leger en investeerden in politiewerk. Maar pas op: dat was niet overal in Europa zo. In Finland, de Baltische landen, Polen en delen van Midden-Europa is het idee dat oorlog mogelijk is, nooit helemaal verdwenen. Ook zij verlaagden jarenlang militaire uitgaven, maar minder drastisch dan een aantal West-Europese landen. Puur pacifisme heeft daar minder wortel geschoten dan in West-Europa.”
Dat pacifisme was er toch al in de jaren tachtig, vóór de val van de Muur?
„Ja, maar dat laat vooral zien hoe groot de oorlogsdreiging toen nog was. Het was een reactie op die dreiging. Maar het maakte geleidelijk aan plaats voor het pacifisme van na de jaren negentig, dat een ánder soort pacifisme was.”
Wat is het verschil?
„In de jaren tachtig ging pacifisme om de-escalatie, met oorlogsdreiging als decor. Na de Koude Oorlog voelden mensen de militaire dreiging steeds minder en waren er serieuze discussies over de vraag of we de NAVO nog nodig hadden. De economische agenda nam het over. Militaire investeringen werden geofferd op het hakblok van economische voorspoed. Je kunt onze respons op de financiële crisis van 2007-2008 zien als de cumulatie van dat denken: ‘Funding banks, not tanks’. En net nu sommige legers slecht functioneren, zoals in Duitsland, is er weer oorlog in Europa. Nu moeten we het omgekeerde doen: weer investeren in tanks. Ik zou graag in een wereld leven waarin dit niet nodig was, maar dit is de bittere realiteit en ik vrees dat we die moeten accepteren.”
De Oekraïense president Zelensky herinnert ons in oorlogstenue aan de verschrikkingen van de oorlog.
„Voor ons West-Europeanen is dat een krachtig beeld. Zelensky is een briljant acteur. Hij speelt met metaforen. Hij draagt legergroene kleren, maar geen insignes: hij is immers geen soldaat. Tegelijkertijd is hij heel dapper. Hij had zijn familie en zichzelf kunnen evacueren, maar dat heeft hij niet gedaan. Hij is gebleven. Die heroïek raakt een snaar in Europa, omdat hier een nieuw gevoel van angst heerst. We voelen ons kwetsbaar. De Duitse historicus Herfried Münkler heeft eens opgemerkt dat wij in West-Europa in een ‘post-heroïsche’ maatschappij leven. Heldendom is gedemilitariseerd: wij associëren het niet meer met militaire zaken, maar met maatschappelijke zaken. Met burgers die iets goeds doen. Het civiele karakter van Europese samenlevingen is een prestatie waar we trots op mogen zijn. Het probleem is alleen: andere landen op deze wereld hebben andere spelregels. Dat accepteren, dat vergt een grote omslag in ons denken. Waar zie je nog militaire parades in Europa, behalve in landen met serieuze legers als Frankrijk en Engeland?”
In Griekenland, op onafhankelijkheidsdag. Maar West-Europeanen doen daar altijd wat lacherig over.
„Precies. West-Europeanen zijn vergeten dat ze tot aan de ineenstorting van de Sovjet-Unie in een gevaarlijke wereld hebben geleefd. Tot op het laatst zaten we middenin de wapenwedloop, voerden we verhitte discussies over de plaatsing van Amerikaanse Pershing II-raketten, leefden we met nucleaire dreiging. Ineens smolt dat allemaal weg. De generaties van na de Koude oorlog moeten leren om weer met dreiging te leven en om die het hoofd te bieden zonder dat we onszelf overleveren aan angst. Jongere generaties hebben er nooit mee geleefd en veel ouderen zijn het vergeten. Oorlog is lang geen optie meer geweest. Het zit niet meer in ons systeem. Families houden er geen rekening meer mee dat hun kinderen soldaat worden.”
Het is fascinerend hoe snel de omslag in de jaren negentig is gegaan.
„Ja, fascinerend. Begin jaren negentig had Oekraïne genoeg kernwapens om grote delen van de wereld te vernietigen. Een paar jaar later hebben ze dat allemaal de deur uit gedaan, in ruil voor Amerikaanse, Britse en Russische garanties voor de onschendbaarheid van de Oekraïense grenzen. Dat was de spirit, destijds. Heel wrang, als je daar nu op terugkijkt. Als Oekraïne zijn kernwapens toen niet had weggedaan, was Rusland in 2022 Oekraïne misschien niet binnengevallen.”
Ook de oorlog in Joegoslavië, begin jaren negentig, veranderde niets aan deze goedgelovigheid. Zagen we die oorlog als een laatste stuiptrekking van de oude wereldorde?
„Ik denk dat de angst er wel was, in Europa. Maar anders dan in de Koude Oorlogsjaren waren we niet meer in staat om een afgewogen, strategisch antwoord op die oorlog te formuleren. ‘Het uur van Europa is gekomen’, riep de Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken Jacques Poos [in 1991] trots. Wij zouden daar wel even vrede brengen. Maar Europa had niet de militaire middelen en de politieke wil om conflicten te beëindigen. Uiteindelijk waren het de Amerikanen die de oorlog hebben beëindigd.”
Het zijn nog steeds de Amerikanen die ons continent veilig houden.
„Ja, maar de vraag is hoelang nog. Als Donald Trump volgend jaar de verkiezingen wint, kan het gauw afgelopen zijn. De oorlog in Oekraïne kan lang duren. Oekraïne heeft het moeilijk op het slagveld. Europa is slecht voorbereid. Sommigen roepen nu: Europese defensie! Zeker. Maar al in 1954 wilden de lidstaten geen soevereiniteit afstaan voor een gezamenlijke defensie. Toen al, in tijden van toenemende militaire dreiging, was dat duidelijk. Dat is nu niet anders, vrees ik. Anderen zeggen: schaf bij het Europese buitenlandbeleid de veto’s af. Maar grote landen zullen dit nooit accepteren. Dat is leuk op papier, maar in de praktijk gaat het niet werken.”
Wat moeten we dan wel?
„Ik zie meer in versterkte samenwerking, waarbij groepen Europese landen die verder willen gaan dan andere, bepaalde dingen samendoen. Een Europa van verschillende snelheden dus. Het is chaotisch, maar meer pragmatisch. Een wereld waarin amper nog spelregels zijn, dwingt ons om dat te doen. De Frans-Duitse schrijver Alfred Grosser zei eens dat Jozef Stalin eigenlijk de eerste Karel de Grote-prijs voor Europese integratie had verdiend. ‘Zonder die gedeelde angst [voor Stalin] zou de Europese Gemeenschap er nooit gekomen zijn’, schreef hij. Iets dergelijks zien we nu gebeuren, vanwege de dreiging van Vladimir Poetin: we krijgen meer Europa. En een meer gemilitariseerd Europa.”
Is de cirkel nu rond?
„Absoluut. Net als tijdens de Koude Oorlog krijgen we meer Europese integratie én meer militarisatie. Destijds waren Europese integratie en militarisatie twee gescheiden dingen. Tegenwoordig is de vraag: komen die twee samen? Wat we hebben geleerd, is dat het oude gezegde ‘Si vis pacem para bellum’ nog altijd opgaat: als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog. We hebben dat sinds de jaren negentig nagelaten. In plaats daarvan leefden we alleen nog volgens het credo van Montesquieu, dat je door internationaal handel te drijven oorlogen voorkomt. Maar Montesquieu alleen voldoet niet meer. De wereld is weer gevaarlijk en Europa moet weerbaarder worden. We moeten een balans vinden tussen handeldrijven en militariseren. Exact dezelfde opgave die we tijdens de Koude Oorlog hadden.”
Leeslijst